Uit de wijze waarop OBJET PORTRAIT tot stand is gekomen, kunnen we afleiden dat voor Roel iedere creatie vooral een ontmoeting is. Het is een dialoog met de andere, die een persoon, een gemeenschap, een omgeving, een object enzovoorts kan zijn. Eigenlijk sluit dit de twee meest fundamentele menselijke vragen in. Wat is de wereld? Wie ben ik? Als mens is het de opgave van ons allen een verhouding tussen deze vragen te zoeken. Dat maakt ons tot wie we zijn.

In de ontmoetende activiteit van Roel als ontwerper herkennen we beide: de open ingesteldheid tegenover de wereld en de eigen vrijheid om die te interpreteren.

Negen personen worden openhartig beluisterd in hun wijze van in de wereld zijn. Hoewel het mensen ‘van de wereld’ zijn, met een expliciete publieke uitstraling, worden zij onttrokken aan dit mondaine imago. Zij reflecteren over hun eigen wortels. Hoe begrijpen zij zichzelf in hun zijnswijze?

Met deze menselijke rijkdom gewapend, maakt Roel er vervolgens zijn eigen interpretatie van. Hij ontwikkelt voor elk van deze negen personen twee objecten, een toegepast en een vrij. Het ene functioneel, het andere symbolisch: de twee domeinen met andere woorden waartussen hij zich steeds beweegt.

Elk van deze objecten is als het ware het ‘gelaat’ van de betrokken mensen waarin iets van hun ziel tot uiting komt. Maar ook de ziel van de ontwerper neemt deel aan het debat. Zoals het ontwerpproces bewijst: het is een lange, onzekere, tastende weg die voert van luisteren naar spreken. Deze verbinding zoeken, daar komt het op aan.

Het is een ontmoeting tussen twee vrijheden. Waarom zou zulke dialoog niet mogelijk zijn? Of is dit een utopische gedachte? Dat is uiteindelijk de vraag waarmee hij ons met Objet Portrait confronteert.